De Raad van State heeft in haar uitspraak van 7 september bepaald dat emissiearme stallen van type
A1.13 en A1.28 niet meer mogen worden gebruikt voor het verlenen van natuurvergunningen. Dit
heeft grote gevolgen voor het bestaande beleid om verplichte stalaanpassingen te realiseren vóór 1
januari 2024. In de reactie van de provincie Noord-Brabant op de uitspraak Emissiearme
melkveestallen van 8 september 2022 geeft Gedeputeerde Elies Lemkes-Straver aan de datum van 1
januari 2024 voor stalaanpassingen nog steeds als uitgangspunt te zien.

In Nederland hebben al zo’n 1.700 agrarische ondernemers deze stalsystemen A1.13 en A1.28
toegepast, onder wie ook vele Brabantse boeren, in de veronderstelling dat zij hiermee zouden
voldoen aan de gestelde emissiefactoren en de uitgangspunten om een rechtsgeldige
natuurvergunning verleend te krijgen. Een aantal van deze vergunningen is zelfs al verleend en
onherroepelijk geworden.

Graag wil Lokaal Brabant hierover de volgende vragen stellen aan het College van GS:

Universitair docent omgevingsrecht aan de Radboud Universiteit in Nijmegen Ralph Frins stelt in de
regionale kranten van 8 september: ‘Ze zullen zich in Brabant echt achter de oren krabben. Ze
hebben in Brabant een beleid ontwikkeld wat is gericht op innovatieve stalsystemen. Nu is
aangetoond dat het effect van die stallen op de natuur onzeker is. Dan ben je dus met het verkeerde
beleid bezig, kun je concluderen.’

-Hoe kijkt GS aan tegen dit citaat wat qua inhoud overeenkomt met de inbreng van Lokaal Brabant
tijdens het debat over de Omgevingsverordening van 11 maart 2022?

In de reactie van de provincie Noord-Brabant stelt Gedeputeerde Lemkes-Straver dat
ammoniakreductie ook gerealiseerd kan worden met andere maatregelen zoals ander voer of minder
vee.
-Vindt het College dat deze maatregelen wel realistisch en uitvoerbaar zijn? Zo ja, wie staat dan
garant voor het inkomensverlies van de agrarische ondernemer?

Het ministerie van LNV heeft op aandringen van de provincie Noord-Brabant 45 miljoen euro
beschikbaar gesteld voor vervroegde stalinnovatie in Brabant.
-Hoeveel van dit geld is inmiddels al uitgegeven en onder welke voorwaarden?
-Nu de Raad van State heeft bepaald dat stalsystemen A1.13 en A1.28 niet voldoen, is hier dan sprake
van onterecht verstrekte subsidie?
-Welke financiële en bedrijfsmatige consequenties heeft dit voor de boeren die gebruik hebben
gemaakt van deze middelen?

De route naar duurzame stalsystemen in 2024 is nog steeds basis voor de huidige uitvoering van het
Brabants provinciebeleid. Lokaal Brabant heeft in het debat van 11 maart over de
Omgevingsverordening op niet mis te verstane wijze gemeld dat de datum van 1 januari 2024 niet
houdbaar is. Dit wordt door de uitspraak van de Raad van State nogmaals bevestigd.

-Is het College bereid om per direct de datum van 1 januari 2024 tot een in overleg met PS te bepalen
datum op te schorten?
-Is het College bereid in samenspraak met PS om de routekaart en het beleid aan te passen in
overeenstemming met de uitspraak van de Raad van State?
-Wie is aansprakelijk voor de reeds gedane verkeerde investeringen in deze ondeugdelijke innovatieve
stalsystemen en alle financiële consequenties die daaruit voortvloeien voor de agrarische
ondernemers?
-Welke consequenties heeft de uitspraak van de Raad van State voor de onherroepelijk geworden
natuurvergunningen (die zoals nu is gebleken verstrekt zijn op onterechte gronden) zodra deze op hun
werking aangevochten gaan worden bij de rechter?
-Lokaal Brabant heeft al voor de zomer een document met ‘Tien pijlers Stikstofaanpak’. Graag
vernemen wij van GS of zij deze pijlers in de verdere aanpak van het stikstofvraagstuk willen
ondersteunen?
-Hoe gaat GS ervoor zorgen dat bij de stoppende agrarische bedrijven alle daarbij vrijkomende
rechten uit de markt worden genomen, zodat deze niet meer kunnen worden gebruikt voor
uitbreiding van agrarische activiteiten elders?