Na de aankondiging van de stikstofplannen door het kabinet diende Lokaal Brabant dertien vragen in aan de Gedeputeerde Staten over de gevolgen van deze plannen voor onze provincie. Hier volgen de gestelde vragen met bijbehorende antwoorden.

 

  1. Meten is weten. Is uw college het met ons eens dat er vage onbetrouwbare modellen en berekeningen gehanteerd worden, waardoor het er alle schijn van heeft dat er naar een conclusie wordt toegewerkt, en het essentieel is dat er wordt uitgegaan van exacte metingen en feiten? Zo nee, waarom niet?

GS: Nee. Er wordt gerekend met een betrouwbaar en het best beschikbare model. Dit wordt ondersteund door het adviesrapport ‘Meer weten, robuuster rekenen’ dat in juni 2020 op verzoek van de minister van LNV is opgeleverd. Het rekenmodel wordt permanent gekalibreerd met vele metingen in de praktijk in de provincie Noord-Brabant en de rest van het land.

 

  1. Is het college bereid te investeren in een objectief meetnet en een meetsysteem voor heel Brabant, zodat op basis van metingen in plaats van (theoretische) modelberekeningen besluiten kunnen worden genomen?

GS: In Brabant is dit meetsysteem al beschikbaar. In aanvulling op het landelijk systeem is het MAN (Meetnet voor ammoniak in natuurgebieden) in 2016 in Noord-Brabant reeds uitgebreid naar alle Natura 2000-gebieden en nog enkele andere stikstofgevoelige natuurgebieden in Noord-Brabant. Het huidige meetnet omvat daarmee 66 meetpunten. De uitbreidingen zijn goed bruikbaar om effecten van lokale maatregelen te volgen. GS hebben het RIVM opdracht gegeven voor metingen van ammoniak in alle Natura 2000-gebieden in Noord-Brabant tot en met 2025.

 

  1. Beseft uw college, net als Lokaal Brabant, dat dit aangekondigde stikstofbeleid een veel bredere impact gaat hebben dan alleen op de landbouwsector? Zo ja, welke sectoren betreft dit dan en wat zal de impact zijn?

GS: Ja. In december 2022 hebben wij de Brabantse Ontwikkelaanpak Stikstof (BOS) vastgesteld waarin we als één van de uitgangspunten hebben gekozen ‘alle sectoren doen mee’. Dit heeft zich in de BOS vertaald in een groot aantal acties voor alle relevante sectoren. Ook de rijksoverheid gaat uit van een evenredige bijdrage van alle sectoren (Regeerakkoord 2021) en zal begin 2023 hiertoe ook richtinggevende doelen vaststellen voor de NOx-uitstoot van onder andere mobiliteit en industrie (zie kamerbrief van 10 juni betreffende de Startnotitie Nationaal Programma Landelijk Gebied). De concrete impact hiervan is op dit moment nog niet aan te geven.

 

  1. Heeft uw college enig idee hoeveel dit aangekondigde stikstofbeleid Noord-Brabant direct en indirect gaat kosten? En hoeveel faillissementen, werkloosheid en armoede dit in Brabant gaat opleveren? Graag uw uitgebreide reactie.

GS: Nee, op dit moment kunnen we de gevolgen van het door de minister op 10 juni 2022 in de richting van de Tweede kamer aangekondigde beleid nog niet aangeven. De provincies zullen de uitwerking van dit rijksbeleid doorvertalen in een Gebiedsplan en dit uiterlijk 1 juli 2023 (conform de vereisten in de Wet Stikstofreductie en natuurverbetering) aan de rijksoverheid aanbieden. In dit Gebiedsplan zullen de verwachte sociaal-economische aspecten in beeld worden gebracht.

 

  1. Vindt uw college het nodig om boeren uit te kopen/ te onteigenen, terwijl bekend is dat minimaal 25% van de boeren binnen afzienbare tijd gaat stoppen (Kwart van de boeren overweegt te stoppen, Brabants Dagblad 13-06)?

GS: We zijn ons bewust dat de plannen van de minister op sommige plekken hele grote impact hebben, ook voor de bewoners en ondernemers in de gebieden, onder wie agrariërs. Tegelijkertijd zijn de opgaven voor natuur en water in sommige gebieden heel groot en daarnaast willen we via vergunningverlening ontwikkelingen op gang houden, ook voor de agrariërs. We bekijken nu hoe de richtinggevende doelen zoals gesteld door de minister passen bij de bestaande lijn van de provincie. Zie hiervoor ook onze volledige reactie op de brief van de minister van Natuur en Stikstof. Uiteindelijk gaan we als provincie Brabant de puzzel voor deze opgaven leggen in de verschillende gebieden.

 

  1. Waarom wordt er naar de mening van uw college door de regering voor Brabant alleen maar gefocust op de landbouw en niet op invloeden vanuit het buitenland (Antwerpen en Ruhrgebied), de industrie, de mobiliteit en energieopwekking (Amercentrale) en havengebieden zoals Moerdijk en Rijnmond?

GS: In de bovengenoemde brief van de minister van Natuur en Stikstof van 10 juni 2022 aan de Tweede Kamer geeft het kabinet aan dat ook andere sectoren en het buitenland een belangrijke bijdrage zullen moeten leveren. Zie hiervoor ook antwoord 2.

 

  1. Vindt uw college ook, net als Lokaal Brabant, dat er door de aanleg van “nieuwe natuur’’ en het agrarisch beheer van de huidige natuur “nieuwe stikstofbronnen’’ worden aangetrokken in de natuur, zoals ganzen, koningspaarden, runderen (Schotse hooglanders, taurussen, wisenten, runderen en dergelijke) die ook stikstofdepositie in de Natura 2000-gebieden veroorzaken. In hoeverre worden de effecten van deze nieuwe bronnen in de berekeningen van het saneren van de boerenbedrijven meegenomen?

GS: Het is juist dat ook in de natuur levende wilde dieren via uitwerpselen zorgen voor uitstoot van stikstof. Dat geldt ook voor uitstoot van stikstofoxiden uit natuurbodems (bos en heide). Deze uitstoot is in maart 2021 door RIVM op verzoek van de minister van LNV nader in beeld gebracht. De resultaten van dit verkennende onderzoek hebben geen direct effect op de berekende stikstofdepositieniveaus (stikstofneerslag) in Nederland. De neerslag van stikstof uit deze zogenaamde biogene bronnen wordt indirect al in de berekeningen meegenomen.

 

  1. Waarom vindt uw college het verstandig om het huidige Brabantse tijdspad in stand te houden, terwijl de regering oproept de maatregelen van afgelopen vrijdag nader uit te werken in samenwerking met de verschillende branches en ruimte te bieden aan innovatieve ideeën en voorstellen vanuit de branches? Wat doet uw college met de voorstellen die door boeren-, natuur- en ondernemersorganisaties zijn gedaan (25-05-2021)?

GS: In het Bestuursakkoord ‘Samen, Slagvaardig en Slim; Ons Brabant’ en in het Addendum ‘Samen bouwen aan de kwaliteit van Brabant’ hebben wij aangegeven vast te houden aan het vastgestelde tijdspad van 1 januari 2024 om de voor Brabant noodzakelijke reductie van stikstofuitstoot te realiseren. Op 15 februari 2022 hebben we u door middel van een statenmededeling (‘Routekaart Stalaanpassingen 2024’ (doelstelling routekaart: veehouders te informeren, faciliteren en ondersteunen bij het tijdig maken van keuzes en de realisatie daarvan)) geïnformeerd over de stand van zaken.

Naast deze maatregel zijn diverse andere reductiemaatregelen opgenomen in onze BOS, waarbij we terdege rekening houden met de door u bedoelde voorstellen van de maatschappelijke organisaties. We zijn hierover in onze provincie in goed overleg met onze maatschappelijke partners in de Brabant Brede Tafel Stikstof.

 

  1. Waarom komen de kaarten van het ministerie met de transitiegebieden niet overeen met de Natura 2000-gebieden? Waarom is er niet altijd een relatie tussen een transitiegebied en een Natura 2000-gebied?

GS: Naar verwachting doelt u op de kaarten die onderdeel zijn de Startnotitie van het Nationaal Programma Landelijk gebied dat op 10 juni jl. door de minister van Natuur en Stikstof naar de Tweede Kamer is gestuurd. Deze kaarten zijn door de rijksoverheid samengesteld en wij kunnen u hierover op dit moment geen andere toelichting geven dan opgenomen in de Startnotitie.

 

  1. Is er in Europa een verschil in interpretatie van de kritische depositiewaarden in de verschillende landen? Zo ja, aan welke zijde van het spectrum zit Nederland dan? En in welke mate wijken wij af?

GS: Nederland hanteert kritische depositiewaarden die op wetenschappelijke wijze tot stand zijn gekomen en die onderworpen zijn aan diverse internationale reviews.

 

  1. Frankrijk zet in op de landbouwproductie op eigen bodem te stimuleren voor de voedselzekerheid. Dat is naar mening van de Statenfractie van Lokaal Brabant een verstandige koers die wordt uitgezet; is uw college het daar mee eens? Zo nee, waarom niet?

GS: In onze provincie hebben wij ons beleid voor de landbouwproductie vastgelegd in ons Beleidskader Landbouw en Voedsel. Een meerderheid van de Statenleden kon zich op 8 april van dit jaar vinden in de koers die Brabant moet varen op het gebied van landbouw en voedsel. Dit beleidskader hanteren wij voor de periode tot en met het jaar 2030.

 

  1. Natura 2000-doelendocument. Is uw college het met ons eens dat het Natura 2000-doelendocument, de vertaling van wat er in Brussel is vastgesteld, er heel duidelijk over is: “Haalbare en betaalbare doelstellingen formuleren, die zo min mogelijk inspanningen en gevolgen voor burgers en economische sectoren met zich meebrengen (geen disproportionele lasten)”? Zo nee, waarom niet?

GS: Ja. In het Natura 2000 Doelendocument uit 2006 is uitgebreid aangegeven hoe met deze hoofdlijn is omgegaan en hoe dit heeft geleid tot de verdeling van de verplichte natuurdoelen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn over de Natura 2000-gebieden in ons land. Dit heeft geleid tot de aanwijzingsbesluiten voor de Natura 2000-gebieden, zoals deze nu uitgangspunt zijn voor onder meer de wettelijke verplichtingen ten aanzien van stikstof.

 

  1. Is uw college bereid om zich in te zetten ter voorkoming dat het desastreuse nieuwe aangekondigde stikstofbeleid onze mooie provincie Noord-Brabant onherstelbare sociale en economische schade gaat toebrengen? Zo nee, waarom niet?

GS: Ja. Wij blijven ons inzetten voor onze mooie provincie en hebben hierbij terdege aandacht voor de sociale en economische aspecten van het stikstofbeleid.