Op 9 september 2022 heeft Wil van Pinxteren namens Lokaal Brabant vragen gesteld over Emissiearme stalsystemen type A1.13 en A1.28 in Brabant. De Gedeputeerde Staten hebben hier de volgende antwoorden op gegeven:

1. Universitair docent omgevingsrecht aan de Radboud Universiteit in Nijmegen
Ralph Frins stelt in de regionale kranten van 8 september: ‘Ze zullen zich in
Brabant echt achter de oren krabben. Ze hebben in Brabant een beleid
ontwikkeld wat is gericht op innovatieve stalsystemen. Nu is aangetoond dat het
effect van die stallen op de natuur onzeker is. Dan ben je dus met het verkeerde
beleid bezig, kun je concluderen.’
Hoe kijkt GS aan tegen dit citaat wat qua inhoud overeenkomt met de inbreng
van Lokaal Brabant tijdens het debat over de Omgevingsverordening van 11
maart 2022?

Antwoord: Wij zijn nog steeds overtuigd van het belang van innovatie. Ook het
ministerie van LNV blijft het belang van innovatie onderstrepen. De systemen
waar veehouders de afgelopen jaren in hebben geïnvesteerd zijn onderzocht
volgens wettelijk voorgeschreven protocollen en beoordeeld door onafhankelijke
deskundigen. Deze systemen zijn in staat om de ammoniakemissie sterk te
verminderen. De Raad van State stelt in haar uitspraken dat de emissie uit deze
stallen niet met de vereiste zekerheid kan worden vastgesteld. Het onderzoek
waarnaar de Raad van State verwijst, moet uitsluitsel geven over de factoren die
bepalend zijn voor de goede werking van emissiearme stalsystemen in de
melkveehouderij. Dan pas kunnen mogelijke consequenties in beeld worden
gebracht. Wij wachten deze resultaten af en bekijken vervolgens wat de
mogelijke gevolgen zijn voor ons beleid.

 

2. In de reactie van de provincie Noord-Brabant stelt Gedeputeerde LemkesStraver dat ammoniakreductie ook gerealiseerd kan worden met andere
maatregelen zoals ander voer of minder vee.
Vindt het College dat deze maatregelen wel realistisch en uitvoerbaar zijn? Zo
ja, wie staat dan garant voor het inkomensverlies van de agrarische
ondernemer?

Antwoord: Ja. Voer- en managementmaatregelen kunnen een belangrijke
bijdrage leveren aan emissiereductie en worden breed gezien als realistisch en
uitvoerbaar, ook door de veehouders zelf. In dat geval zullen deze mogelijke
aanpassingen in de bedrijfsvoering gaan deel uitmaken van het bedrijfsmodel
van de agrariër.

 

3. Het ministerie van LNV heeft op aandringen van de provincie Noord-Brabant
45 miljoen euro beschikbaar gesteld voor vervroegde stalinnovatie in Brabant.
Hoeveel van dit geld is inmiddels al uitgegeven en onder welke voorwaarden?

Antwoord: De regeling wordt momenteel uitgewerkt, de planning is om deze dit
najaar door GS te laten vaststellen.

 

4. Nu de Raad van State heeft bepaald dat stalsystemen A1.13 en A1.28 niet
voldoen, is hier dan sprake van onterecht verstrekte subsidie?

Antwoord: Deze regeling wordt op dit moment uitgewerkt en is daarom nog niet
open. Er zijn dus nog geen subsidies verstrekt uit de in ontwerp zijnde regeling.

 

5. Welke financiële en bedrijfsmatige consequenties heeft dit voor de boeren die
gebruik hebben gemaakt van deze middelen?

Antwoord: Zie antwoord 4.

 

6. De route naar duurzame stalsystemen in 2024 is nog steeds basis voor de
huidige uitvoering van het Brabants provinciebeleid. Lokaal Brabant heeft in het
debat van 11 maart over de Omgevingsverordening op niet mis te verstane
wijze gemeld dat de datum van 1 januari 2024 niet houdbaar is. Dit wordt door
de uitspraak van de Raad van State nogmaals bevestigd. Is het College bereid
om per direct de datum van 1 januari 2024 tot een in overleg met PS te bepalen
datum op te schorten?

Antwoord: Nee. Er zijn nog diverse andere stalsystemen die voldoen aan bijlage
2 van onze IOV en die melkveehouders kunnen inzetten. Daarnaast kunnen ook
voer- en managementmaatregelen (bijvoorbeeld ruime weidegang of een lager
melkureumgehalte) een belangrijke bijdrage leveren. Op dit moment wordt de
mogelijke reikwijdte van de uitspraak nog nader onderzocht in overleg met het
Rijk en IPO om te bezien of deze uitspraak ook consequenties heeft voor andere
stalsystemen.

 

7. Is het College bereid in samenspraak met PS om de routekaart en het beleid
aan te passen in overeenstemming met de uitspraak van de Raad van State?

Antwoord: Zie antwoord 6.